In februari heb ik een maand rondgereisd in Mexico en Guatemala. Een reis waarbij ik me heb verwonderd en die me heeft geïnspireerd. Het zijn namelijk landen van uitersten. Een prachtige natuur en een eeuwenoude culturele geschiedenis maar ook veel armoede. Dorpen die bestaan uit huizen met golfplaten daken en overal straathonden, kinderen met vieze gezichtjes en zwerfafval. Kinderen die op jonge leeftijd al zwaar fysiek werk moeten doen. De contrasten met Nederland zijn zó groot, dat ik er vaak met een gemengd gevoel van schuld en verwondering rond liep. Iemand in Guatemala wist me te vertellen dat de mensen daar over het algemeen wél gelukkig zijn. Ze hebben niet veel, maar zijn wel gelukkig met dat wat ze hebben. De Piramide van Maslow lijkt er niet op van toepassing.
Het zijn kleurrijke landen; tropische bloemen, felgekleurde handgeweven klederdracht en gepleisterde huizen in de meest uiteenlopende kleuren.
Bij die armoedige huizen zie je vaak een felgekleurde bus of tuktuk staan, vol lampjes en met blinkende wielen. Op straat komt er vaak een dikke zwarte wolk uitlaatgassen uit als ze voorbij rijden.
Terug in Nederland moet ik weer wennen aan het koude, grijze weer. Ook ons straatbeeld is maar kleurloos. Op de momenten dat ik binnen zit en de regen tegen de ramen hoor slaan waan ik me weer even in het kleurrijke Mexico en Guatemala…